Informatie
Informatiemateriaal
Voor mentoren en cliënten heeft Mentorschap Nederland diverse informatiebrochures ontwikkeld:

- Folder Mentor Worden
- Folder Mentor Nodig
- Folder doelgroep: verstandelijke beperking
- Folder doelgroep: GGZ
- Folder doelgroep: dementie
- Met Mentorschap in veilige handen
- 10 vragen en antwoorden over Mentorschap (alleen online beschikbaar)
- Infoblad mentorschap en gemeentelijk Wmo-beleid (alleen online beschikbaar)
- Rapportage Effectonderzoek Mentorschap 2021
Kennisbank
Als mentor heb je drie hoofdtaken: belangenbehartiging, advisering en vertegenwoordiging. Om deze taken uit te voeren is het nodig dat je zo goed als mogelijk een vertrouwenspersoon wordt voor je cliënt. Je bezoekt je cliënt regelmatig. Je luistert naar hem en hebt weet van zijn situatie, zodat je kunt handelen in het belang van je cliënt. Daarbij houd je rekening met zijn gewoonten, wensen en behoeften.
- Belangenbehartiging. Je helpt je cliënt bij de behartiging van zijn belangen van niet-materiële aard.
- Advisering. Je adviseert je cliënt bij het nemen van beslissingen. Je steunt hem bij het verwoorden ervan, bijvoorbeeld naar de zorgverleners.
- Vertegenwoordiging. In situaties die te maken hebben met medische behandelingen, verzorging, verpleging en begeleiding waarin je cliënt niet wilsbekwaam is, treed je op als wettelijk vertegenwoordiger.
Je bent bevoegd om de cliënt te vertegenwoordigen als het gaat om (para)medische behandelingen, verpleging, verzorging en begeleiding. Maar alleen als je cliënt niet goed in staat is hier zelf over te beslissen. Als een behandelaar jouw cliënt op dat moment en in die situatie wilsbekwaam acht, beslist je cliënt zelf. Acht de behandelaar jouw cliënt niet wilsbekwaam, dan is het aan jou als mentor om een beslissing te nemen over de behandeling. Je cliënt kan er dan zelf niet meer over beslissen.
Meer informatie
In hoofdstuk 1 van de Reader Mentorschap lees je meer over je werkzaamheden als mentor, over de kennis, houding en vaardigheden waarover je kunt beschikken om het werk goed te doen, over de procedure tot benoeming, de afspraken over ‘Goed mentorschap’ en de ‘Gedragscode’, hoe je een cliëntdossier bijhoudt en jaarrapportages maakt, over de klachtenregeling en onkostenvergoedingen.
Mentorschap is een wettelijke beschermingsmaatregel voor meerderjarigen, bij beslissingen rond medische behandelingen, verpleging, verzorging en begeleiding. Het doel is dat mensen die zelf de situatie niet goed kunnen overzien, toch de zorg krijgen die bij hen past. Alleen een rechter kan een wettelijke beschermingsmaatregel uitspreken.
De regels rond mentorschap staan in het Burgerlijk Wetboek (artt. 1:450-1:462 BW).
Art. 1:450 lid 1 BW: ‘Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen.’
Dit is de kernbepaling. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt hier dat mentorschap bestaat en onder welke voorwaarden de rechter het kan instellen. Die voorwaarden zijn: (1) meerderjarigheid van de betrokkene, (2) een geestelijke of lichamelijke toestand, waardoor iemand (3) niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen zelf naar behoren waar te nemen. Die toestand kan tijdelijk of permanent zijn. Het moet bovendien gaan om (4) belangen van ‘niet-vermogensrechtelijke aard’.
‘Belangen van niet-vermogensrechtelijke aard’ zijn in principe alle belangen die niet over je vermogen gaan. Vermogen is bijvoorbeeld spaargeld, eigendommen, vastgoed, erfenissen of aandelen in een onderneming. Vermogensrechtelijk zijn ook overeenkomsten die je sluit, bijvoorbeeld voor de aankoop van spullen of het aangaan van een arbeidsverhouding. Al deze ‘zakelijke’ belangen spelen dus geen rol bij mentorschap. In de praktijk gaat het om beslissingen rond medische behandelingen, zorgverlening, ondersteuning en begeleiding.
Meer informatie
In hoofdstuk 2 van de Reader Mentorschap lees je meer over wettelijk mentorschap, wie erom kan verzoeken, welke eisen er gelden voor mentoren, welke gevolgen het heeft voor degene die een mentor krijgt, hoe je verantwoording aflegt over je werk als mentor en hoe het mentorschap eindigt.
Als mentor moet je je weg weten te vinden in het Nederlandse zorgstelsel. Dat stelsel is erop gericht om iedereen die dat nodig heeft passende zorg te geven. Die zorg moet van voldoende kwaliteit zijn en betaalbaar voor iedereen. In het zorgstelsel heeft preventie een belangrijke rol: als mensen gezonder leven hebben ze niet alleen een beter leven, ze maken ook minder gebruik van de zorg.
De kern van het zorgstel bestaat uit verschillende wetten. Voor mentorschap zijn vooral de Zvw, de Wmo en de Wlz belangrijk.
Cliëntondersteuning
Iedereen heeft recht op onafhankelijke, professionele ondersteuning in de zorg. Een cliëntondersteuner helpt mensen om hun hulpvraag duidelijk te maken en om keuzes te maken tijdens het ‘keukentafelgesprek’ met de gemeente. Ook kan hij ondersteunen bij het formuleren van een persoonlijk zorgplan bij de zorginstelling en het evalueren en bijstellen ervan. Een cliëntondersteuner kan eveneens helpen bij het indienen van een klacht bij de gemeente of bij zorginstellingen. De gemeente moet alle inwoners actief informeren over de mogelijkheid van cliëntondersteuning.
Mentoren en cliëntondersteuners kunnen veel aan elkaar hebben. Daarom is het belangrijk dat je als mentor goed met hen samenwerkt.
Meer informatie
In hoofdstuk 3 van de Reader Mentorschap lees je meer over de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet langdurige zorg.
De rechten van patiënten en cliënten zijn in verschillende wetten vastgelegd. De belangrijkste zijn de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet zorg en dwang (WZD), de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz).
- WGBO. De wettelijke regels rond de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) zijn ondergebracht in het Burgerlijk Wetboek. Je hebt als patiënt bijvoorbeeld recht op duidelijk informatie in begrijpelijke taal, maar je mag ook bepaalde informatie juist niet willen weten. Je hebt recht op overleg met je zorgverlener. Een onderzoek of behandeling gaat alleen door als jij er toestemming voor geeft op basis van goede informatie (informed consent). Je mag je eigen medische dossier inzien. Anderen mogen dat niet, tenzij jij daar uitdrukkelijk toestemming voor geeft.
- WZD. De Wet zorg en dwang regelt onvrijwillige zorg aan mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie) of een verstandelijke beperking. Onvrijwillige zorg is ingrijpend voor alle betrokkenen. Het is het laatste redmiddel. Je ontneemt de betrokkene zijn vrijheid, tegen zijn wil. Daarom stelt de wet strenge eisen aan de inzet ervan. De inzet van dwang moet ‘noodzakelijk’ zijn om ‘ernstig nadeel’ te voorkomen. Alle andere mogelijkheden moeten uitgeput zijn. De dwang moet zo kort mogelijk duren en zo licht mogelijk zijn. Tenslotte moet dwang effectief zijn: als dwang ook niet helpt, moet die achterwege blijven.
- Wvggz. De Wet verplichte ggz regelt onvrijwillige zorg aan mensen met een psychische aandoening. Het kan gaan om gedwongen opname, maar ook om het verplicht gebruiken van medicatie of ’s nachts thuis blijven. Ook hierbij geldt een aantal waarborgen.
- Wgbh/cz. In verschillende wettelijke regelingen is bepaald dat mensen met een beperking recht hebben op gelijke behandeling. Discriminatie is verboden, tenzij er redelijke gronden zijn om juist wel onderscheid te maken. Bijvoorbeeld bij het toekennen van uitkeringen of voorzieningen. De belangrijkste regels staan in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/Cz) en in het Wetboek van Strafrecht. Op de achtergrond spelen de Grondwet en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap een belangrijke rol.
- Wkkgz. Een zorgaanbieder is wettelijk verplicht om goede zorg te bieden. Lukt dat niet, dan kun je als patiënt of cliënt een klacht bij de zorgaanbieder indienen. Krijg je geen antwoord op je klacht of kom je er in het contact met de zorgaanbieder niet uit, dan staat de weg open naar een onafhankelijke geschillencommissie. Deze (en andere) regels over kwaliteit en klachtrecht staan in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
Meer informatie
In hoofdstuk 4 van de Reader Mentorschap lees je meer over wettelijke rechten voor patiënten en cliënten, en de gevolgen die dat heeft voor het mentorschap.
Elke zorgaanbieder maakt een zorgplan voor jouw cliënt. Bij instellingen die zorg met verblijf aanbieden, heet het vaak een ‘zorgleefplan’. Ook de termen ‘persoonlijk ontwikkelingsplan’, ‘individueel plan’ of ‘ondersteuningsplan’ kom je wel eens tegen. Hierin staat wat de doelen zijn van de zorg en welke middelen en activiteiten de zorgaanbieder inzet om die doelen te bereiken. Een zorgplan moet systematisch, kort, overzichtelijk en praktisch toepasbaar zijn.
De zorgaanbieder houdt in het zorgplan ook de voortgang bij. Aan de hand van die rapportages kun je volgen of de zorgaanbieder zich aan de afspraken houdt.
Het zorgplan is dus een belangrijk hulpmiddel bij het maken, volgen en evalueren van afspraken over de zorg en ondersteuning die de zorgaanbieder levert. Het is een document waarin de wensen, mogelijkheden, behoeften en beperkingen van je cliënt worden geïnventariseerd, waarin doelen voor de komende periode zijn gesteld en waarin de afspraken om de kwaliteit van leven van de cliënt te waarborgen zijn vastgelegd. Het vormt ook een belangrijk document voor informatieoverdracht en continuïteit tussen professionals, evaluatie van de klanttevredenheid en kwaliteit van de zorg.
Meer informatie
In hoofdstuk 5 van de Reader Mentorschap lees je meer over het zorgplan, inclusief het wettelijk kader, hoe het plan tot stand komt, wat erin staat en hoe je kunt zorgen dat het plan bijdraagt aan de kwaliteit van leven van degene over wie jij de mentor bent.
Ethiek gaat over wat goed is om te doen. Daarbij spelen waarden en normen een rol. Die verschuiven in de tijd en zijn cultureel gebonden. Nog niet eens zo lang geleden dacht men bijvoorbeeld heel anders over psychische aandoeningen. In andere culturen gebeurt dit nog steeds.
Bij mentorschap heb je te maken met een kwetsbare cliënt. Wat goed is om te doen, hangt af van diens waarden en normen. Maar ook die van jou als mentor spelen een rol. Om een goede afweging te maken in het belang van je cliënt, moet je je bewust zijn van je eigen waarden en normen.
Als mentor draag je eraan bij dat je cliënt de best mogelijke zorg krijgt, aansluitend bij diens eigen wensen en behoeften. Als mentor sta je buiten het zorgproces zelf. Daardoor heb je een frisse blik op wat er gebeurt en of dat wenselijk is. Voor professionele zorgverleners is dat lastiger, omdat zij zich minder goed kunnen onttrekken aan de vanzelfsprekendheid van hoe het ‘altijd zo gaat’ in een zorginstelling. Bovendien kleurt de blik van de professional door diens vakinhoudelijke deskundigheid. Dat moet ook, maar het kan de professional soms ook belemmeren om goed door te hebben wat jouw cliënt écht wil.
Als mentor gaat het je om de belangen van jóuw cliënt. De haalbaarheid van de zorg voor alle cliënten in de instelling is voor jou minder belangrijk, al moet je er wel rekening mee houden.
Meer informatie
In hoofdstuk 6 van de Reader Mentorschap lees je meer over ethische vragen rond mentorschap, wanneer iemand wils(on)bekwaam is, wat de ‘essentiële belangen’ van je cliënt zijn en wat je kunt doen als je hierover van mening verschilt met de zorgverleners.
Als mentor kom je op voor de belangen van je cliënt. Die is vaak afhankelijk van de zorg die de mensen van een zorginstelling verlenen. Je wilt dat je cliënt voldoende en goede, passende zorg krijgt. Je wilt ook dat ze goed met hem omgaan. Alles bij elkaar wil je dat hij een zo goed mogelijk leven heeft.
Om dit te bereiken is goede communicatie met de medewerkers van de zorginstelling een absolute voorwaarde. Als mentor heb je de juiste informatie nodig om jouw taak uit te voeren. En de mensen van de zorginstelling moeten een duidelijk beeld hebben van jouw functie en positie rond de zorg voor de cliënt. Het is belangrijk om gelijk bij de start van je mentorschap contact te zoeken met de zorgmedewerkers: maak kennis en geef aan wat ze van jou mogen verwachten en wat jij van hen verwacht.
Meer informatie
In hoofdstuk 7 van de Reader Mentorschap lees je meer over samenwerken en onderhandelen met zorgverleners en hoe je daar mee om kunt baan.
Iedereen kan te maken krijgen met geweld in een afhankelijkheidsrelatie, maar hoe kwetsbaarder je bent, hoe groter het risico op geweld. Die afhankelijkheid kan emotioneel zijn, maar ook financieel of wat betreft de zorg. Geweldplegers zijn dan bijvoorbeeld tevens de mantelzorger of de professionele zorgverlener. Vaak is er zowel bij het slachtoffer als bij de pleger sprake van schaamte, machteloosheid en schuldgevoelens. Veelal speelt angst voor verlating een rol bij het slachtoffer. Daardoor is het vaak moeilijk om erover te praten.
Je rol als mentor Je kunt als mentor een grote rol spelen bij de bescherming van kwetsbare personen tegen mishandeling en misbruik, omdat je (1) dit kunt signaleren en (2) ingezet kunt worden om het probleem aan te pakken als het is gesignaleerd door anderen. In beide gevallen kom je op voor de belangen van je cliënt en neem je (samen met je cliënt) beslissingen op het persoonlijke vlak. Je vervult een vertrouwensfunctie en ondersteunt je cliënt in deze lastige situatie. Je cliënt is meestal (emotioneel) afhankelijk van degene die mishandelt en wil daarom vaak geen openheid van zaken geven of ingrijpen in de situatie. Jouw rol is dan de cliënt te motiveren voor hulp bij het doorbreken van de situatie.
Meer informatie
In hoofdstuk 8 van de Reader Mentorschap lees je meer over bescherming van je cliënt bij (vermoedens van) mishandeling of misbruik, hoe je signalen herkent en welke stappen je kunt zetten als mentor.
Als mentor kun je te maken krijgen met het (aanstaande) overlijden van de cliënt. Zolang hij leeft, draag je medeverantwoordelijkheid voor zijn medische behandeling, zorg, verpleging en begeleiding. Hoeveel verantwoordelijkheid je daarbij draagt, hangt af van de mate waarin je cliënt zelf kan beslissen. Als je cliënt zelf kan beslissen, dan heb je die beslissingen te respecteren, ook in de laatste levensfase.
Je rol als mentor stopt zodra je cliënt is overleden. Je bent vanaf dat moment tot niets meer verplicht, maar je hebt ook geen bevoegdheden meer om beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over de uitvaart.
Meer informatie
In hoofdstuk 9 van de Reader Mentorschap lees je meer over de voorbereiding op de laatste levensfase, hoe je als mentor je cliënt daarbij kunt steunen en wat je rol kan zijn na het overlijden van je cliënt.